Na vele jaren van intens onderzoek ontdekte men de resistentie van de Amerikaanse druivenvariëteiten tegen phylloxera en begon men de Europese druiven te enten op Amerikaanse onderstammen. Terzelfdertijd werd getracht om Europese druivenplanten te kruisen met Amerikaanse en zo werden bij toeval de hybriden uitgevonden die niet alleen resistent waren tegen de druifluis maar ook tegen andere ziekten. Echter kon van deze eerste generatie hybriden geen drinkbare wijn van gemaakt worden.
Vandaag worden een dertigtal onderstammen erkend en toegelaten. Ze zijn niet alleen resistent tegen phylloxera, maar vertonen ook een grotere ongevoeligheid tegenover ziektes zoals chlorose en Botrytis. Ze absorberen bovendien beter mineralen en oligo-elementen. Daartegenover staat wel een grotere gevoeligheid aan de voorjaarsvorst, wat dan weer gecounterd wordt door een beter rendement en een toenemende kwaliteit van de geproduceerde wijn. Leuk weetje: de naam van de onderstam verwijst meestal naar de ontwikkelaar van de onderstam.